Het verschil tussen een spar en een den
Beiden dragen naalden en kegels, groeien meestal in het bos en lijken erg op elkaar. Het is voor leken vaak moeilijk om het verschil te zien tussen een spar en een den. Voel je hetzelfde? Dan moet je zeker het volgende artikel lezen. De duidelijk weergegeven verschillen maken u een expert in boomidentificatie.
De lange kegels van de spar hangen aan de takVerschillende kenmerken van sparren en grenen
Soms is een enkele blik voldoende, soms moet u meer op details letten. Het helpt in ieder geval om te weten welke eigenschappen belangrijk zijn om een spar van een den te onderscheiden.
De naalden
Vuren:
- gerangschikt rond de tak
- 1-2 cm lang
- spits, vierkant, stijf
- nieuwe scheuten glanzen heldergroen
Kaak:
- met was gecoat oppervlak
- 3-8 cm lang
- blauwachtig groen of zilvergrijs
De kegels
Vuren:
- lang, cilindrisch
- hang aan de tak
- 10-16 cm lang
- volwassen worden in het eerste jaar
- rood of bruin gekleurd
Kaak:
- rond, bolvormig
- 3-6 cm lang
- rijpen om de twee jaar
- grijs of donkerbruin
De schors
Vuren:
- dunne schilferige
- Rechtdoor
- bruin of rood
Kaak:
- vormt platen
- wordt dikker met de leeftijd
- grijs bruin
- tweekleurige stam (geelachtig of vosrood hierboven)
Hoogte
Vuren:
- tot 60 meter
Kaak:
- tot 40 meter
De kroon
Vuren:
- conisch
- gelijkmatig
Kaak:
- slank en puntig
- afgeplatte kroon
Voors en tegens van hout
Ook zijn er verschillen in het gebruik van hout van beide boomsoorten, die het gevolg zijn van de verschillende eigenschappen
Vuren:
- Door het grote aantal sparren is dit het meest gebruikte hout in Duitsland
- minder vestigingen
- lichter dan dennenhout
- het kernhout vormt een hoepelkern. waardoor het vurenhout vatbaar is voor ongedierte
Kaak:
- hoger harsgehalte
- daarom duurzamer en resistenter
- het kernhout vormt een kleurkern, waardoor het zeer goed bestand is tegen ongedierte
- goed impregneerbaar
Voorval
Last but not least verschillen de twee coniferen ook in hun verspreidingsgebied. De spar is het meest voorkomende type conifeer in Duitsland, op de voet gevolgd door de den. Dit laatste wordt daarentegen vaker aangetroffen in de koude, noordelijke streken.