Varenachtig of makreel - de variëteiten van de azijnboom
De azijnboom Rhus typhina staat nu bekend als een probleemplant omdat deze zich ongecontroleerd verspreidt. Maar niet elke variëteit heeft een hoge verspreidingsdrang. Er zijn rassen die langzaam groeien en minder worteluitlopers ontwikkelen.
De azijnboomvariëteit 'Tiger Eyes' zou lijken op de kleur van tijgerogenEr zijn deze soorten:
- Rhus typhina ‚Dissecta '
- Rhus typhina ‚Laciniata '
- Rhus typhina ‚Tiger Eyes '
Rhus typhina ‚Dissecta '
Niet voor niets wordt deze gecultiveerde vorm de varenvarenbladazijnboom genoemd, omdat de bladeren van de struik meer aan een varen dan aan een boom doen denken. Deze variëteit bereikt een groeihoogte van maximaal 150 centimeter en bloeit van juni tot augustus. 'Dissecta' betekent gesneden, wat duidt op de ernstig ingesneden bladeren. Daarom wordt deze soort ook wel de azijnboom met gleuven genoemd.
Hij staat het liefst op een plek in de zon en heeft nauwelijks onderhoud nodig. Een snee leidt tot een onooglijk uiterlijk. Werk niet op de grond in de buurt van de struik. Bij alle azijnboomsoorten kruipen de wortels plat in de bovenste bodemlagen. 'Dissecta' heeft een hoge verspreidingsdrang, waardoor de wortels tot tien meter van de moederplant in de grond dringen.
Rhus typhina ‚Laciniata '
Het is een van de langzaam groeiende variëteiten waarvan de drang tot verspreiding enigszins beperkt is. De typische blaadjes kleuren in de herfst intens rood en hun helderheid overtreft de herfstkleuren van de andere twee soorten. De vruchtkoppen gloeien scharlakenrood en vormen een contrast met de groene bladeren. Deze eigenschap gaf de variëteit de naam scharlakenazijnboom. 'Laciniata' heeft extra schutbladeren in de bloeiwijze die ernstig doorgesneden lijken.
Rhus typhina ‚Tiger Eyes '
Deze soort dankt zijn naam aan de steeds wisselende kleur van het blad, dat net zo gevarieerd is als het tijgeroog. In de loop van het jaar verkleuren de bladeren van groengeel naar intens goudgeel naar geeloranje. Kort voordat de bladeren vallen, gloeien de bladeren vurig rood op.
De smalle blaadjes met hun grof gekartelde rand doen denken aan de strepen op de huid van een tijger. Dit ras groeit langzaam en heeft relatief weinig worteluitlopers. Hij bereikt een hoogte van twee meter en gedijt zowel in de zon als in de halfschaduw. Als winterharde struik kan hij temperaturen tot -20 graden Celsius weerstaan.